
Rare rietsigaar
Actueel 522 keer gelezenLansingerland - Eind januari kreeg ik bericht van Krista Blom: “Ik maakte vanmiddag deze foto van een bijzondere ‘sigaar’, in de Groenzoom. Vroeg me af hoe het pluis zo gevormd kan zijn. Zou er een beestje in zitten? Weet jij misschien wat het is?”
Het is niet vanzelfsprekend om een sigaar te herkennen in de pluizige droedel op de foto van Krista, maar het gaat om een rietsigaar: een aar vol vruchtpluis van de grote lisdodde. Deze oeverplant produceert in de zomer een bloeiwijze met talloze piepkleine bloemetjes. De mannelijke aan de bovenkant, de vrouwelijke daaronder. Na de bloei verdwijnen de mannelijke bloemen, terwijl de vrouwelijke zich ontwikkelen tot een rietsigaar vol zaadjes met vruchtpluis. Aan het eind van de zomer is een rietsigaar donkerbruin. De stevige buitenkant van de aar houdt aanvankelijk de pluizige zaadjes binnenboord. De nazomer is waarschijnlijk geen gunstig moment om de zaden te verspreiden en zo blijven ze nog een aantal maanden veilig opgeborgen in de aar. In de loop van de winter vallen de rietsigaren uit elkaar onder invloed van weer en wind. De vraag hoe het pluis op de foto van Krista zo gevormd kan zijn, kan ik niet direct beantwoorden.
Krista vroeg verder of er beestjes in zo’n rietsigaar zitten. Dat is zeker mogelijk. In de natuurrubriek schreef ik in januari 2020 dat buidelmezen in rietsigaren pikken om de rupsjes te bemachtigen van het lisdoddeveertje: een klein nachtvlindertje. Deze rupsjes overwinteren in de rietsigaren. Toen ik dit aan Krista schreef was haar reactie: “Op de website microvlinder las ik dat de rupsen van het lisdoddeveertje van september tot mei in de bloeikolf blijven. Het pluis blijft aan de kolf hangen door het spinsel van de rupsen. Vermoedelijk verklaart dit mijn bijzondere sigaar.” Dit idee van Krista heb ik in februari nader onderzocht door tientallen rietsigaren te bekijken. De meesten lieten het zaadpluis los in rommelige plukken. Bij enkele rietsigaren, die leken op die van Krista, zag het ernaar uit dat het in de aar samengedrukte pluis was uitgezet toen het door een kleine zwakke plek in de zijkant van de aar naar buiten puilde. Het vers uitgezette pluis plakte nog wat aan elkaar, waardoor een sliert ontstond die zich rond de aar slingerde. De pluizige slierten hadden een losse structuur en vervlogen gemakkelijk. Het pluis was niet samen gesponnen en er zaten geen rupsjes in. Op internet vind ik later een foto van een rietsigaar waarvan het pluis wel is samen gesponnen door rupsjes, zodat het tot mei kan blijven hangen. Het resultaat doet denken aan een gelige suikerspin.